Plaatsing van baksteenstrips
Baksteenstrips kunnen worden aangebracht op nagenoeg elke ondergrond, maar die ondergrond moet steeds beantwoorden aan enkele eisen. Daarnaast dient de plaatsing van baksteenstrips steeds te gebeuren volgens de ‘buttering floating’-methode.
Ondergrond voorbereiden
Baksteenstrips kunnen worden aangebracht op nagenoeg elke ondergrond, bijvoorbeeld bestaand metselwerk, steenachtige ondergronden, beton, cellenbeton, kalkzandsteen, houtskeletbouw, staalbouw, pleisterwerk (mits daarvan de hechting werd gecontroleerd) enz. Die ondergrond moet echter steeds beantwoorden aan enkele eisen:
- Er mag geen abnormale vochtigheid zijn (zoals een gebrekkige waterafvoer).
- De ondergrond moet stabiel zijn. Bij nieuwbouw is het daarom aangeraden om drie maanden te wachten na het afwerken van de ruwbouw alvorens baksteenstrips of een isolatiesysteem met baksteenstrips te plaatsen. In enkele ongewone gevallen – bijvoorbeeld wanneer de droging wordt verhinderd door de klimatologische omstandigheden – is het beter om een langere periode te wachten.
- Naast stabiel moet de ondergrond ook zuiver en cohesief zijn. Dat wil zeggen dat deze vrij moet zijn van mos, vet, stof, verfresten, uitbloeiingen, niet-hechtende delen, stoffen die kunnen opzwellen enz. Oneffenheden en gebreken in de gevel moeten vooraf worden aangepakt. Voor ruwe oppervlakken (zoals baksteen) kan dat met een egalisatiemortel.
- De ondergrond mag niet bevroren zijn.
Grondlaag aanbrengen
Indien de ondergrond overmatig vervuild is of het niet zeker is dat de ondergrond over een goeie hechtingskwaliteit beschikt, is het aangeraden om een grondlaag of primer aan te brengen.
Dergelijke producten zorgen ervoor dat de lijm(mortel) beter hecht en verhogen tevens de duurzaamheid van de gevelbekleding. De grondlaag of primer vraagt manuele aanbrenging, met verfroller of kwast.
Maatprofielen plaatsen
Uiteraard moeten de baksteenstrips in perfecte rechte lagen worden verlijmd. Daarom moeten aan de hoeken steeds (loodrechte) maatprofielen worden voorzien. Daarop kunnen de lagen van de baksteenstrips – ook wel lagenmaat genoemd – duidelijk worden aangegeven.
Wanneer u de maten aanduidt op de maatprofielen, moet natuurlijk ook rekening worden gehouden met de gewenste voegbreedte. Die wordt toegevoegd door de lagenmaat te berekenen aan de hand van de gemiddelde hoogte van de baksteenstrips vermeerderd met de voorziene voegbreedte. De gemiddelde hoogte van de baksteenstrips is gelijk aan de hoogte van tien willekeurige baksteenstrips op elkaar gestapeld, gedeeld door tien.
Voorwaarden voor verlijmen van baksteenstrips
De plaatsing van baksteenstrips dient steeds te gebeuren volgens de ‘buttering floating’-methode. Dat is een specifieke techniek waarmee 100% verlijming wordt bekomen. Er moet immers zowel op de ondergrond als op het kleefvlak van de baksteenstrips lijm(mortel) worden aangebracht.
Wanneer er schadegevallen zijn met baksteenstrips, komt dit meestal omdat de bevestiging verkeerd werd uitgevoerd, bijvoorbeeld als er enkel op het kleefvlak lijm(mortel) werd aangebracht en niet op de ondergrond.
Het verlijmen van de baksteenstrips moet steeds gebeuren onder een normale omgevingstemperatuur, dat wil zeggen tussen de 5 °C en 30 °C. De gevelbekleding kan zowel binnen als buiten worden toegepast, maar bij plaatsing buiten moet wel steeds gewerkt worden met een vorstbestendige cementlijm.
Baksteenstrips stap voor stap verlijmen
Meer concreet moeten bij het verlijmen van baksteenstrips volgens de ‘buttering floating’ methode volgende stappen worden doorlopen:
- Begin steeds door met een getande lijmkam een fijne laag lijm(mortel) aan te brengen op ondergrond.
- In sommige gevallen moet daarboven nog een nieuwe laag lijm(mortel) worden aangebracht. Dat dient te gebeuren met een kam met geschikte vertanding – welke vertanding correct is, hangt af van de fabrikant – onder een hoek van 45° tot 60°. Daarbij is het cruciaal dat de kam niet tegen de ondergrond aanschuurt (d.i. floating).
- Daarna moet met een gladde of getande lijmspatel ook lijm worden aangebracht op het plaatsingsvlak van de bekleding (d.i. buttering). Indien gewerkt werd met een getande lijmspatel, moet steeds worden nagegaan bij de fabrikant of de lijmrillen op de twee verlijmde zijden parallel met elkaar of dan wel loodrecht op elkaar moeten lopen.
- Bij het bevestigen moeten de baksteenstrips stevig en op homogene wijze worden aangedrukt op de ondergrond.


Voegen
Indien de baksteenstrips gevoegd werden geplaatst, moeten de voegen nog worden opgevuld met een voegmortel (die eventueel werd gemodificeerd met kunsthars). Maar zoals hierboven al werd aangegeven, kunnen baksteenstrips ook voegloos worden geplaatst. Om praktische redenen raden fabrikanten daarbij wel aan om een minimale voegbreedte van 5 mm te voorzien bij een verlijmd uitzicht.

